Hersenbloeding bij een pasgeborene (neonaat)

Bij alle prematuren met een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken, doen we na de geboorte standaard een echografisch onderzoek van het hoofd. Is dan een bloeding te zien, dan doen we vaker echografisch onderzoek. Soms maken we ook een MRI-scan. Hiermee krijgen we een duidelijker beeld over de plaats van de bloeding. We kunnen dan iets meer zeggen over de mogelijke gevolgen van de bloeding.

Met het echografisch onderzoek zien we onder andere of er door de bloeding een verstoorde afvoer is van de hersenvloeistof, waardoor de hersenkamers geleidelijk aan groter worden. 

Als dat het geval is proberen we de hersenkamers weer wat kleiner te laten worden en de druk te verminderen door vocht af te laten lopen met een ruggenprik (lumbaalpunctie) of door een reservoir (Rickham) te plaatsen bij uw kind.

Als we heel vaak vocht moeten laten aflopen brengen we een definitieve drain in die vloeistof laat aflopen van de hersenventrikels naar de buikholte.

Emotionele gevolgen

Als uw kind een hersenbloeding heeft, volgt er voor u als ouders een spannende tijd vol met onzekerheden:

• Lost het lichaam het probleem zelf op?
• Heeft de hersenbloeding invloed op de ontwikkeling van mijn kind?
• Welke complicaties kunnen er optreden?

Al deze zaken kunt u bespreken met de behandelend arts, de verpleegkundige of maatschappelijk werker.

Vooruitzichten 

Het komt voor dat een baby niets overhoudt aan een hersenbloeding. Dat is natuurlijk de beste uitslag die ouders zich kunnen wensen na een periode van onzekerheid. Maar het kan ook zijn dat de baby er wel wat aan overhoudt. De gevolgen kunnen heel verschillend zijn. Die zijn afhankelijk van waar de bloeding zat en wat er beschadigd is. Zo kunnen er bijvoorbeeld motorische problemen ontstaan. Door vroeg te starten met fysiotherapeutische begeleiding kunnen deze gevolgen al vroeg worden behandeld en hopelijk beperkt. 

Een MRI rond de uitgerekende datum kan meer duidelijkheid geven over de kans op motorische problemen.

Hebt u vragen?

Als u vragen hebt, bespreek deze dan met de behandelend arts en de verpleegkundige.